Er gaat bijna geen dag voorbij of er verschijnt wel een bericht over de sluiting van een kerkgebouw. De vaart zit er als het ware nu echt goed in. Dat is op zich niet erg verrassend. Het is geen goed nieuws voor iedereen die de kerken een warm hart toedraagt. Niet alleen in de kerk roeren mensen zich, ook daarbuiten stelt men zich inmiddels de vraag of er niet een al te drastische kaalslag onder de kerkgebouwen plaatsvindt en of daar wat aan gedaan kan/moet worden door de burgerlijke overheid, al dan niet in combinatie met ideële instellingen.
Verschillen
Er is zeker sprake van een tendens van een afnemend aantal kerkgebouwen. De situaties zijn ook weer heel verschillend. Met name tussen katholieken en protestanten, en in die laatste groep dan weer tussen de diverse denominaties. Daarnaast is er juist ook een groeiende behoefte aan een kerkelijk dak boven het hoofd. Namelijk bij de vele christenen die uit andere landen naar Nederland zijn gekomen. Met andere woorden: het gaat hier om een veelkleurig veld. En dan hebben we de wereld van burgerlijke gemeenten, erfgoedinstellingen, projectontwikkelaars, actiegroepen en andere belangstellenden nog niet eens genoemd.
Katholieken
In de katholieke kerk verloopt de kaalslag gestaag en lijkt het aantal priesters dat men verwacht in de komende twintig jaar in te kunnen zetten de uiteindelijke doelstelling te bepalen. Dit is niet helemaal verrassend voor een priesterkerk. Tegelijkertijd veroorzaakt deze benadering veel pijn bij gelovigen, die bij elkaar willen komen, ook zonder Eucharistie, en die financieel hun broek prima kunnen ophouden. Hartverscheurende rapportages in allerlei media zijn het gevolg. Met het kerkgebouw verdwijnt ook het hart uit allerlei dorpen, en dat in tijden van behoefte aan verbinding.
Ruimtelijke scheiding
Een punt is dat katholieke kerken niet zo gemakkelijk multifunctioneel bestemd (kunnen) worden als protestantse. Het katholieke kerkgebouw is een sacraal gebouw en dat leent zich niet voor veel andere activiteiten, op een enkel religieuze muziekuitvoering na. Deze beperkte opvatting over mogelijkheden van een nieuwe bestemming wordt overigens door de Paus niet aangehangen. Hij ziet liefst zoveel mogelijk kerkgebouwen open en als dat niet meer helemaal kan, is een ruimtelijke scheiding een goede optie. Zodat er een (kleiner) sacraal deel ontstaat en een grote ruimte waar andere dingen kunnen plaatsvinden.
Protestanten
Voor protestantse kerkgebouwen liggen de normen ruimer, het kerkgebouw is van zichzelf niet sacraal en er kunnen andere activiteiten in plaats vinden. Dit biedt ruimte om kerkgebouwen over te dragen aan een nieuwe eigenaar, die het vervolgens weer verhuurt aan de kerk. Zo blijft de kerk in ons midden en ontstaan permanent goede situaties, echter niet altijd.
Betrokkenen
De interesse van de buitenwacht, de mensen en organisaties om kerken heen, is enerzijds gericht op de erfgoedwaarde en anderzijds op de commerciële waarde. In het eerste geval blijft het gebouw fysiek overeind, in het tweede geval eerder niet dan wel. Het gaat dan ook om heel verschillende gebouwen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft heel veel gedaan om kerkgebouwen in een brede belangstelling te plaatsen. In het afsluitende rapport (2021 was het laatste jaar van het programma van de Rijksdienst inzake kerkgebouwen) valt te lezen dat nu eerst de kerken zelf aan zet zijn. Wat wordt daarmee bedoeld?
‘Ons’ kerkgebouw
We zijn weer terug bij het begin: de elementaire vraag bij het gebruik van kerkgebouwen door een kerk is: wat voor beleid willen kerkelijke leiders uitvoeren? Dat beleid bepaalt namelijk hoeveel, en wat voor soort kerkgebouwen de kerk zelf wil blijven gebruiken. Welke kerkgebouwen houden we in ons midden? Met ‘ons’ is niet alleen de gelovige gemeenschap bedoeld. Ook omwonenden en allerlei betrokken maatschappelijke partijen blazen graag een deuntje mee.
Petra Stassen